Alleen hij was in beeld
jammer
haar niet gezien maar hij vloog driftig heen en weer naar het nest denk
ik bovenin achter het doek. Geduldig heb ik stil staan wachten, maar op
het laatst liet hij zich niet meer zien.
de foto bij de deur van het stel dan maar erop. bij mijn vorige bezoek hier, heb ik ze wel laten zien, dus niet zeuren verder.
de kas met veel fraais, nee we noemen geen namen.
stukje geschiedenis erbij van de Tuinen and That's It for Today.
©atharina
de foto bij de deur van het stel dan maar erop. bij mijn vorige bezoek hier, heb ik ze wel laten zien, dus niet zeuren verder.
de kas met veel fraais, nee we noemen geen namen.
stukje geschiedenis erbij van de Tuinen and That's It for Today.
©atharina
Van Hortus medicus naar Botanische Tuinen Utrecht
De Botanische Tuinen van Utrecht behoren tot de oudste nog bestaande universitaire tuinen van Nederland. De Tuinen zijn opgericht in 1639, drie jaar na de oprichting van de Utrechtse Universiteit. De eerste tuin werd aangelegd op het toenmalige bolwerk Sonnenborgh, waar zich nu de Sterrenwacht bevindt. Deze tuin werd aangelegd als onderwijstuin voor studenten in de medicijnen. Biologie als vak bestond in die tijd nog niet.
Met een oppervlak van circa 1 hectare en ongeveer 650 soorten was de Utrechtse hortus, in vergelijking met andere botanische tuinen in Nederland, een kleine tuin.
In 1723 kocht de universiteit een ruimer en beter terrein aan de Nieuwegracht. De bijbehorende tuin werd door de toenmalige hortulanus Serrurier aangelegd volgens het plantensysteem van de Leidse hoogleraar Boerhaave. Nog in het jaar van aankoop werd bovendien een oranjerie ten behoeve van kuipplanten gebouwd. In 1726 volgde een verwarmde kas voor een collectie tropische planten, gekocht uit de nalatenschap van een Haagse plantenliefhebber. De kas werd met turf gestookt.
Ondanks zijn geringe omvang speelde de Utrechtse tuin, naast die in Leiden en Amsterdam, een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de systematische plantkunde in Nederland.
In 1747 ontwikkelde de toenmalige directeur en hoogleraar Van Wachendorff een eigen plantensysteem, de 'Horti Ultraiectini Index', geënt op het systeem van Linnaeus. Om de verwantschap tussen de verschillende plantengroepen te illustreren was uitbreiding van de voorzieningen in de tuin nodig. De opvolger van Van Wachendorff, Johann David Hahn, bouwde daarom in 1767 aan de noordzijde van de tuin een grote oranjerie. De benedenverdieping was zo ingericht dat hoog opgroeiende exotische bomen, zoals de grote Utrechtse Dadelpalm, er konden overwinteren.
De 20ste eeuw
In de tweehonderd jaar die volgden, bleven de Tuinen gehuisvest aan de Nieuwegracht. In 1920 kreeg de Universiteit het Cantonspark te Baarn in beheer. Vanaf dat moment had de Utrechtse universiteit twee Botanische Tuinen. In Utrecht heette de tuin 'Hortus Botanicus' en de tuin in Baarn hield de naam Cantonspark. Beide tuinen hadden een eigen directeur. Vanaf 1965 zijn de collecties geïntegreerd en kwamen ze onder het directoraat van prof. dr. J. Lanjouw.
Van 1964-1987 was ook op het landgoed 'Sandwijck' in De Bilt een kascollectie ondergebracht. Deze verhuisde in 1987, samen met de collecties uit het 'Cantonspark' en de Hortus Botanicus aan de Nieuwegracht, naar het nieuwe kassencomplex in De Uithof. De kassen daar zijn volgens de nieuwste inzichten gebouwd en het klimaat in de verschillende eenheden wordt met computers gestuurd. Het Cantonspark en landgoed Sandwijck werden afgestoten. In 1966 werd het Von Gimborn Arboretum gekocht, waar sindsdien de houtige collectie (bomen en struiken) werd ondergebracht. Ook deze tuin is inmiddels afgestoten en wordt nu door de Stichting Von Gimborn Arboretum beheerd.
Tegenwoordig is het grootste deel van de plantencollectie van de Botanische Tuinen te vinden in de tuinen rond Fort Hoofddijk in Utrecht.
De bomen uit de oude hortus, die wegens ouderdom onverplaatsbaar waren, zijn achtergebleven. De oude Ginkgo, buiten Azië de oudste in zijn soort (omstreeks 1730 geplant), is daar een voorbeeld van. Deze staat nog steeds in de voormalige Hortus aan de Nieuwegracht.
Op de locatie van de oude hortus is inmiddels het Utrechtse Universiteitsmuseum gevestigd. De oude hortus is ingericht als 'Museumtuin' en is toegankelijk voor het publiek.
De Botanische Tuinen van Utrecht behoren tot de oudste nog bestaande universitaire tuinen van Nederland. De Tuinen zijn opgericht in 1639, drie jaar na de oprichting van de Utrechtse Universiteit. De eerste tuin werd aangelegd op het toenmalige bolwerk Sonnenborgh, waar zich nu de Sterrenwacht bevindt. Deze tuin werd aangelegd als onderwijstuin voor studenten in de medicijnen. Biologie als vak bestond in die tijd nog niet.
Met een oppervlak van circa 1 hectare en ongeveer 650 soorten was de Utrechtse hortus, in vergelijking met andere botanische tuinen in Nederland, een kleine tuin.
In 1723 kocht de universiteit een ruimer en beter terrein aan de Nieuwegracht. De bijbehorende tuin werd door de toenmalige hortulanus Serrurier aangelegd volgens het plantensysteem van de Leidse hoogleraar Boerhaave. Nog in het jaar van aankoop werd bovendien een oranjerie ten behoeve van kuipplanten gebouwd. In 1726 volgde een verwarmde kas voor een collectie tropische planten, gekocht uit de nalatenschap van een Haagse plantenliefhebber. De kas werd met turf gestookt.
Ondanks zijn geringe omvang speelde de Utrechtse tuin, naast die in Leiden en Amsterdam, een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de systematische plantkunde in Nederland.
In 1747 ontwikkelde de toenmalige directeur en hoogleraar Van Wachendorff een eigen plantensysteem, de 'Horti Ultraiectini Index', geënt op het systeem van Linnaeus. Om de verwantschap tussen de verschillende plantengroepen te illustreren was uitbreiding van de voorzieningen in de tuin nodig. De opvolger van Van Wachendorff, Johann David Hahn, bouwde daarom in 1767 aan de noordzijde van de tuin een grote oranjerie. De benedenverdieping was zo ingericht dat hoog opgroeiende exotische bomen, zoals de grote Utrechtse Dadelpalm, er konden overwinteren.
De 20ste eeuw
In de tweehonderd jaar die volgden, bleven de Tuinen gehuisvest aan de Nieuwegracht. In 1920 kreeg de Universiteit het Cantonspark te Baarn in beheer. Vanaf dat moment had de Utrechtse universiteit twee Botanische Tuinen. In Utrecht heette de tuin 'Hortus Botanicus' en de tuin in Baarn hield de naam Cantonspark. Beide tuinen hadden een eigen directeur. Vanaf 1965 zijn de collecties geïntegreerd en kwamen ze onder het directoraat van prof. dr. J. Lanjouw.
Van 1964-1987 was ook op het landgoed 'Sandwijck' in De Bilt een kascollectie ondergebracht. Deze verhuisde in 1987, samen met de collecties uit het 'Cantonspark' en de Hortus Botanicus aan de Nieuwegracht, naar het nieuwe kassencomplex in De Uithof. De kassen daar zijn volgens de nieuwste inzichten gebouwd en het klimaat in de verschillende eenheden wordt met computers gestuurd. Het Cantonspark en landgoed Sandwijck werden afgestoten. In 1966 werd het Von Gimborn Arboretum gekocht, waar sindsdien de houtige collectie (bomen en struiken) werd ondergebracht. Ook deze tuin is inmiddels afgestoten en wordt nu door de Stichting Von Gimborn Arboretum beheerd.
Tegenwoordig is het grootste deel van de plantencollectie van de Botanische Tuinen te vinden in de tuinen rond Fort Hoofddijk in Utrecht.
De bomen uit de oude hortus, die wegens ouderdom onverplaatsbaar waren, zijn achtergebleven. De oude Ginkgo, buiten Azië de oudste in zijn soort (omstreeks 1730 geplant), is daar een voorbeeld van. Deze staat nog steeds in de voormalige Hortus aan de Nieuwegracht.
Op de locatie van de oude hortus is inmiddels het Utrechtse Universiteitsmuseum gevestigd. De oude hortus is ingericht als 'Museumtuin' en is toegankelijk voor het publiek.
hier wil ik wel de naam van, vriendin heeft hem maar kon ook niet op de naam komen
het stel
Klik hier en bekijk het volledige fotoboek.